Juli 2007, Zuid Frankrijk
Het was werkelijk heerlijk zomers weer en ik stond naast een vol bepakte auto. De warmte maakte de mensen loom en langzaam. Ook het geluid leek anders, vriendelijker. Dit was het mooie van de zomerzon. Ze zorgde er voor dat ik de omgeving intenser mee maakte. Even verderop daagde het lichtblauwe water van het maagdelijke zwembad mij uit om er in te springen. Maar nee, daar was het nu geen tijd voor.
We stapten in de auto. Ondanks dat het hier goed was geweest, en de vooruitzichten prima waren, was het toch tijd om te gaan. Soms heb je dat wel eens, dat alles goed lijkt te zijn, maar er toch een lichte onrust opsteekt. En naarmate je langer wacht, hoe groter de onrust wordt. En zo was het ook gegaan.
Het was dus tijd. De auto daalde de berg af en we reden richting het noorden. Ook daar zou het mooi zijn. Bovendien was het dichter bij huis. De thermometer gaf 28 graden aan bij de start, maar na een klein uurtje rijden begonnen al de eerste wolken aan de hemel te verschijnen. Ik keek er bedenkelijk naar maar ging er vanuit dat dit maar tijdelijk zou zijn. En zo boorde de auto zich steeds dieper het wolkendek in. “Het wordt beter” zei ik, maar eigenlijk wist ik wel beter. Ondanks alle signalen, ook de temperatuur was inmiddels naar 16 graden gedaald, bleven we nog een paar uur doorrijden.
De ruitenwissers veegde, samen met de eerste lichte regen, de illusie weg dat het nog beter zou worden. We keken elkaar aan. Dit was toch niet wat we wilden? En dus kochten we een krantje, lokaliseerde de zon op het weerkaartje, en reden we terug. Die avond maakte een late avondzon mij blij.